Digitale media- en informatiegeletterdheid


3.1) Informatievaardigheden.

3.1.1) De docent toont aan dat hij adequaat gebruik kan maken van zoekmachines en databases om zo digitaal (leer-) materiaal te ontsluiten.

Veel informatie zoek ik op via Google. Dan ga ik op zoek naar meerdere websites om de betrouwbaarheid na te gaan. Voor wetenschappelijke artikelen zoek ik via Google Scholar.

Op de pagina van de mediatheek staat een link naar het platform informatievaardigheden. Daar zoek ik ook informatie. 

 

 

 

 

 

 

3.1.2) De docent toont aan dat hij sites kan beoordelen op betrouwbaarheid en authenticiteit en dat hij het belang hiervan kan overbrengen op zijn leerlingen.

Voor het controleren van de betrouwbaarheid en authenticiteit van sites verwijs ik leerlingen altijd naar de de site: Webdetective. Op die site staan o.a. tips om informatie te zoeken, betrouwbaarheid te achterhalen en welke vragen ze zich daarbij moeten stellen. Meestal maak ik hier een opdracht bij. Na die opdracht kennen de leerlingen de site en kunnen ze het gebruiken. 

Een site die ik op basis van de Nederlandse spelling aanraad aan mijn leerlingen is: woordenlijst.org. Dit is het digitale groene boekje van Taalunie.

Een site die ik op basis van de Friese spelling aanraad aan mijn leerlingen is: taalweb.frl. Dit is een digitaal woordenboek van de Fryske Akademy. 

Zowel Taalunie als de Fryske Akademy zijn zeer betrouwbaar.

 

 

 

3.1.3) De docent toont aan dat hij verantwoord kan omgaan met andermans (digitale) producten en op de hoogte is van de regels met betrekking tot plagiaat en plagiaatpreventie.

Als ik met andermans producten werk, benoem ik de bronnen altijd via de APA richtlijnen. Dat is ook te zien bij 2.2.3.

In het document hiernaast zijn de regels beschreven met betrekking tot plagiaat en plagiaatpreventie. Hier ben ik van op de hoogte. 

Ik controleer dit bij de leerlingen door midden van de volgende site: https://www.prepostseo.com/nl/plagiarism-checker.

Het is gratis en daardoor erg toegankelijk voor iedere docent. 


3.2) Kennismanagement.

3.2.1) De docent toont aan dat hij op efficiënte wijze informatiebronnen kan organiseren en deze kan inzetten als productiefactor voor leren en lesgeven.

Zoals al eerder genoemd kan ik documenten delen met leerlingen via digitale platforms als Somtoday of ELO. Met collega's kan ik documenten delen via Google Drive.


 

3.3) Mediawijsheid.

3.3.1) De docent toont aan dat hij creatief, kritisch en bewust kan omgaan met actuele media.

Om leerlingen, ouders en collega’s in en om de school te informeren maak ik gebruik van de e-mail of de website van de school. 

Het is belangrijk om mediawijs te zijn. Tegenwoordig is de digitale wereld niet meer weg te denken. We moeten hier als aankomend docent zorgvuldig mee omgaan. Mijn profiel op Facebook: sociale media, heb ik afgeschermd, omdat leerlingen niet alles over mij hoeven te weten. 

Verder presenteer ik mezelf op LinkedIn: professionele media. Hier staan o.a. mijn werkervaringen op. Ik gebruik het nog niet zo lang, dus ik kan dit zeker nog uitbreiden de komende tijd.

 

3.3.2) De docent toont aan inzicht te hebben in de manier waarop de digitale  wereld invloed heeft op de opvoeding van jongeren.

Leerlingen communiceren ontzettend veel met elkaar via de digitale wereld. Ze WhatsAppen elkaar, sturen foto's via snapchat, liken elkaars foto's op Instagram, porren elkaar op Facebook en ga zo maar door. Het is niet meer weg te denken. Tijdens de les moet je je er bewust van zijn dat ze via snapchat of een andere app foto's of filmpjes van jou kunnen maken. Ga hier dus zorgvuldig mee om. Je kunt dit best bespreekbaar maken door het te koppelen aan een bepaald thema. Op mijn stageschool begon iedere ochtend met een stukje uit de Oase: een soort levensles. Iedere week was er een nieuw thema en het thema pesten kwam ook aan de orde. Op zo'n wijze kun je hier prima op inhaken door bijvoorbeeld deze vraag te stellen: heeft sociale media invloed op pesten? 

 

3.3.3) De docent toont aan dat hij voor leerlingen geschikte en betrouwbare digitale leerbronnen kan selecteren, passend bij hun leeftijd, sociaal- emotionele en morele ontwikkeling.

Voor Nederlands laat ik studenten op het mbo vaak oefenen op Facet. Facet biedt oefenexamens. Voor Nederlands en Fries laat ik studenten van de middelbare school de examens oefenen op examenblad

Voor lees- en schrijfvaardigheidslessen gebruik ik vaak Nieuwsbegrip. Bij die digitale methode vind je veel actuele teksten die aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen.

De site lezenvoordelijst is bijna niet meer weg te denken. Hier werk ik tijdens leesvaardigheid (m.b.t. een leesboek) altijd mee. Op de site staat algemene informatie en informatie voor de leerlingen en docent. Voor de leerlingen zijn er bijpassende opdrachten te vinden. Zij kunnen daar zelfstandig mee aan de slag. 

 

3.3.4) De docent toont aan dat hij leerlingen bewust kan maken van de meerwaarde en risico’s van internetgebruik.

Door het internetgebruik regelmatig en efficiënt toe te passen in mijn lessen laat ik zien dat ik leerlingen bewust wil maken van de meerwaarde ervan. Ik benoem het ook heel vaak. 

Verder kwam ik nog een interactief ganzenbordspel over mediawijsheid tegen. Deze heb ik nog nooit ingezet, maar dat ga ik zeker nog doen. Op die manier leren de leerlingen in een spelvorm veel over de risico's van internetgebruik. Het is belangrijk om ze hier bewust van te maken.

Als de leerlingen een dossier moeten inleveren, wijs ik ze altijd op plagiaatfraude. Als ze plagiaat plegen, krijgen ze een 1. Dat weten ze. Ik vertel dan dat ze informatie van een ander gebruiken en daar altijd naar moeten verwijzen. Je mag niet zomaar alles kopiëren en plakken van wat een ander heeft gemaakt.

 

3.3.5) De docent toont aan dat hij zich bewust is van online pestgedrag en bekend is met de geldende protocollen.

Tijdens de lessen Nederlands moet er ook af en toe worden gelezen. De leerlingen beginnen bij mij altijd met 10 minuten lezen. Ze kiezen zelf een boek. Ik heb wel een lijstje waaruit ze mogen kiezen, maar dat is niet verplicht. Dat lijstje licht ik ook altijd even toe. Ik heb o.a. het boek Whats Appening van Marieke Dijkers ertussen. Dat boek gaat over online pestgedrag. Het is een mooi boek om de leerlingen bewust te maken van het online pestgedrag. 

3.3.6) De docent toont aan dat hij zijn leerlingen bewust om kan laten gaan met de mogelijkheden van internet en sociale media ten behoeve van het eigen leren.

Op Facebook volg ik de groep: leraar Nederlands. Daarin worden discussies gevoerd over de actuele nieuwsberichten, lesmateriaal gedeeld etc. Op die manier leer ik van anderen of juist niet. 

Op Facebook volg ik ook de groep: leraar Frysk. In deze groep worden vooral veel artikelen gedeeld en brengt de eigenaar van deze groep echt informatie in i.p.v. de leden. De leden reageren daar alleen op. 

Ik maak gebruik van deze Facebook groepen tijdens de les. Heel vaak vind ik er materiaal over het onderwerp lezen. Meestal pas ik het iets aan en dan gebruik ik het tijdens mijn les. Ik pas het aan, omdat ik mijn eigen draai er wel altijd aan wil geven. Daarbij is het lang niet altijd correct en moet je als professional altijd het werk van een andere collega controleren voordat je het zelf gebruikt. Natuurlijk bedankt ik de eigenaar van het gemaakte materiaal wel. Dat is wel zo collegiaal. Tijdens een les zou ik deze mogelijkheid van het delen van informatie aan de leerlingen kunnen vertellen.